INLEIDING DOOR DE VERTALER MR DRS G.W. J. J ANSSEN
In dit vierde deel van de Moralia van de Griekse schrijver Plutarchus van Chaironeia (46-120 n. Chr.) heb ik een aantal werken samengebracht die van groot belang zijn voor onze kennis van een aantal aspecten van de Klassieke Oudheid: regionale Griekse gebruiken, Romeinse godsdienstrituelen, de Romeinse feestdagen en de inrichting van de Spartaanse maatschappij.
Hoewel Plutarchus ook "barbaren" uitspraken laat doen, met name Perzen, heb ik de verzameling de titel Griekse en Romeinse gebruiken en uitspraken meegegeven, aangezien die het grootste deel van de lading dekt. Naast de genoemde verzamelingen uitspraken en gebruiken is er echter ook nog een merkwaardige verhalenbundel opgenomen onder de titel Verzameling Griekse en Romeinse parallelle verhalen, waarin de schrijver Plutarchus (?) een serie verhalen met elkaar vergelijkt, die zich enerzijds in een mythisch, prehistorisch en soms historisch Grieks verleden en anderzijds in een meer recent Romeins verleden afspelen. Over de authenticiteit van deze verzameling zal ik nog komen te spreken.
Plutarchus' verhouding tot Grieken en Romeinen
Plutarchus' kennis van de Romeinse geschiedenis, instellingen en gebruiken is bijzonder groot. Niet alleen blijkt dat uit de hier opgenomen werken waarin voornamelijk Romeinen optreden, ook de redevoering Het geluk van Rome (wordt opgenomen in deel VI van de serie) en zijn 23 paren Parallelle Levens waarin telkens een Griek naast een Romein wordt gezet geven blijk van een intense belangstelling voor en inzicht in de Romeinse wereld. Plutarchus mag dan wel verzot geweest zijn op zijn Griekenland, met name op zijn woonplaats Chaironeia, een klein stadje in Boiotië, waar hij, zoals hij zelf zegt, het liefst zoveel mogelijk verbleef, om haar niet nog kleiner te maken dan het al was, hij was zich ook heel goed bewust van de bloedige geschiedenis van het land, de voortdurende interne conflicten en burgeroorlogen, die het land zodanig verzwakt hadden dat het een gemakkelijke prooi werd voor de (half-Griekse) Macedoniërs, toen Filippos in 338 v. Chr. in de slag bij - nota bene - Chaironeia de verzamelde Griekse legers versloeg, en tenslotte voor de Romeinen die Griekenland in 146 v.C. als provincie inlijfden. Uiteindelijk zijn het de Romeinen geweest die rust, vrede en stabiliteit in Griekenland en de gehele "beschaafde" wereld hebben gebracht. In Plutarchus' actieve jaren maakte Griekenland al meer dan 200 jaar (!) deel uit van het Romeinse rijk, jaren waarin de kunst, de wetenschap en de filosofie tot grote bloei zijn gekomen in een periode die wij nu het Hellenisme noemen. Plutarchus had vaak ook kritiek op Grieken en Griekse gewoontes. Een aardig voorbeeld is te vinden in Achtergronden van Romeinse gebruiken nr.40, waarin hij afgeeft op de Griekse worstelpraktijken: 'De Romeinen hadden immers ernstige bedenkingen tegen oliemassages en menen nog steeds, dat niets zozeer verantwoordelijk is geweest voor de slavernij en de verwekelijking van de Grieken als hun sportscholen en worstelpaleizen, die een hoop passieve recreatie in de steden, verspilling van tijd en pederastie hebben veroorzaakt en verlies aan fysieke kracht bij de jeugd teweeg hebben gebracht door het vele slapen, het gelanterfanter, de ritmische gymnastiek en verfijnde diëten, waardoor zij langzaamaan de wapens ontwend zijn geraakt en in plaats van goede hoplieten of ruiters dolgraag handige atleten en knappe worstelaars genoemd wilden worden. Het is inderdaad een hele opdracht om aan die consequenties te ontkomen, als je je in de buitenlucht uitkleedt.'
Ook de teloorgang van Sparta wijt hij aan de voortgaande verslapping en decadentie:
'Toen de wetten echter langzaamaan overtreden werden en hebzucht en luxe geleidelijk binnendrongen, werd ook hun politieke invloed minder. Daardoor raakten ook de bondgenoten met hen in onmin.......totdat ze dus de wetgeving van Lykourgos volledig onder de tafel schoven en door hun eigen landgenoten werden geterroriseerd, omdat ze zich niet meer hielden aan de traditionele discipline. En omdat ze toen praktisch gelijk aan de andere Grieken geworden waren, verloren ze hun vroegere aanzien en vrijheid, werden ze onderworpen en kwamen ze dus net als de andere Grieken onder Romeins bestuur te staan.'
Plutarchus en het Latijn
Plutarchus had grote bewondering voor de Romeinen, verkeerde graag in de hoogste kringen in Rome en liet zich graag uitnodigen voor lezingen en colleges. Je kunt nu de vraag stellen: kende Plutarchus wel Latijn? Deze vraag is al door velen gesteld en op verschillende manieren beantwoord. We laten eerst Plutarchus zelf aan het woord: (Leven van Demosthenes, c.2) 'Ik heb tijdens mijn verblijf in Rome en op verschillende plaatsen in Italië geen tijd kunnen vinden om me gedegen in het Latijn te bekwamen deels wegens mijn politieke bezigheden, deels wegens de druk van het publiek dat graag colleges filosofie bij mij wilde volgen. Ik ben pas laat en op gevorderde leeftijd de Romeinse literatuur gaan bestuderen.........Maar al is het een aardige bezigheid om de eigenaardige schoonheid en snelheid van de Latijnse dictie, de overdrachtelijke betekenis van woorden, hun verbanden en andere middelen waarmee de taal zich opsmukt goed onder de knie te krijgen, de daartoe vereiste studie en oefening is niet gering: dat is goed voor mensen die meer tijd hebben en wier leeftijd zich beter voor dergelijke intensieve bezigheden leent.'
J.J.Hartman, hoogleraar te Leiden rond 1910, heeft geen hoge dunk van Plutarchus' kennis van het Latijn. Toch berekent hij in zijn boek De avondzon des Heidendoms (Leiden, 1912) op pg. 15, dat Plutarchus van 77 tot 92 in Rome moet zijn geweest en wel van zijn 30e tot zijn 45e levensjaar. Hij had daar zeer veel connecties met machtige, vooraanstaande en rijke Romeinen, maar heeft daar volgens Hartman geen Latijn geleerd! Hij verwart allerlei woorden als oves en ova (schapen en eieren), operire en aperire (bedekken en openen) en heeft ook weinig kaas gegeten van de Latijnse huizenmarkt: 'Plutarchus heeft gelezen van iemand die een oud huis wil kopen maar, zeer voorzichtig, alvorens toe te happen, aannemers naar de gebreken van het huis wil laten kijken, natuurlijk om te weten hoeveel hem dat huis nog boven de koopsom zal moeten kosten; maar, slecht Latinist als hij is, veronderstelt hij het ondenkbare geval, dat iemand een huis reeds heeft gekocht en nu (zeker om zich te laten uitlachen bovendien) de gebreken daarvan vertoont aan de verkopers.' Aldus Hartman op pg. 16. Grappig is dat Hartman, slecht jurist als hij is, zich niet een geval kan voorstellen waarbij de koper het beding van verborgen gebreken heeft gemaakt, een normale contractsbepaling waarbij bepaald wordt dat de verkoper voor eventuele verborgen gebreken garant moet staan, aangezien je een huis nu eenmaal niet snel tot in alle details kunt onderzoeken. Plutarchus kent het Romeins recht dus goed! Merkwaardiger vind ik het dat Plutarchus na een vijftienjarig verblijf in Rome het Latijn niet machtig zou zijn geworden, terwijl elke redelijk begaafde student bij een verblijf in het buitenland in zes maanden elke taal onder de knie krijgt. Ik zou met Hartman mee kunnen gaan, als hij stelt dat Plutarchus Tacitus niet goed kon volgen (pg. 23), maar toch willen benadrukken, dat Plutarchus Cicero, Livius, Varro, Caesar, Horatius en vele andere Latijnse schrijvers noemt, citeert, en vergelijkt, hetgeen toch op niets anders kan duiden dan dat hij ze gelezen heeft! Een ander bewijs voor zijn stelling meent Hartman te vinden in Problemen bij Plato (op te nemen in deel X van de Moralia). Het gaat in de bedoelde passage over een stelling van Plutarchus dat voeg- en bindwoorden voor taaluitingen niet onmisbaar zijn....'zoals mij ook het geval lijkt met de taal van de Romeinen, waarvan zich nu praktisch alle mensen bedienen. Het Latijn mist op een paar na alle voorzetsels en kent in het geheel geen lidwoorden.' Hartman noemt dit een 'kluchtige, maar zeer begrijpelijke misvatting'. Plutarchus zou volgens hem alleen gekeken hebben naar stedennamen als Romam (naar Rome) en Romae (te Rome) en daaruit geconcludeerd hebben dat het met voorzetsels altijd zo gaat in het Latijn. Afgezien van het feit dat Hartman voorbijgaat aan de opmerking dat praktisch alle mensen zich van het Latijn bedienen en hij Plutarchus van een ongelooflijke infantiliteit beschuldigd, zal ieder die een vergelijking tussen het Grieks en Latijn op dit gebied maakt inzien dat het Latijn beduidend minder van voorzetsels gebruik maakt en dichters vaak zinnen zonder voorzetsels proberen te construeren (bv. de dativus van richting). H.J.Rose nam het al in 1924 op voor Plutarchus in zijn boek The Roman Questions of Plutarch pg. 198 en redeneerde dat Plutarchus het altijd te druk had met lezingen en colleges om het Latijn grondig te bestuderen. Hij is zeker geen expert in het Latijn en mist de kennis om de schoonheid van de taal te ervaren. De opmerking over het ontbreken van voorzetsels moet echter als een literaire overdrijving worden gezien. R.Foncelet meldt, geheel los van Plutarchus, dat het Latijn 'geen lidwoord, weinig preposities en weinig participia' gebruikt, hetgeen volgens hem een van de voornaamste redenen is waarom Cicero zo'n moeite had met het vertalen van filosofisch Grieks in het Latijn. Als wij dus voor ogen houden dat Plutarchus 15 jaar in Rome geleefd heeft, Romeinse bronnen citeert, biografieën van Romeinen en andere werken over Romeinse gebruiken, geschiedenis en personen schrijft, waarvoor hij de gegevens veelal alleen in Romeinse bronnen kon vinden, zich daarbij op vaak moeilijk leesbare handschriften moest verlaten waardoor fouten van hemzelf of van het manuscript onvermijdelijk zijn, ook later vaak in Latijn-sprekende kringen in Italië vertoefde, met Romeinen correspondeerde, in Rome lezingen gaf voor mensen die zeker niet allemaal vloeiend Grieks spraken, dan moet de conclusie zijn dat Plutarchus goed Latijn kende en het vlot kon lezen, maar alleen de finesses, de metaforen, de klankeffecten en andere stijlbloempjes niet onder de knie heeft kunnen krijgen. Het Latijn bleef voor hem een vreemde taal, zoals het Engels dat voor de meeste Nederlanders is en blijft.
Oude gewoontes van de Spartanen
Plutarchus had grote bewondering voor de oude Spartaanse staatsvorm en manier van leven. Zijn belangstelling blijkt uit het feit dat hij vier werken aan Sparta heeft gewijd: Leven van Lykourgos, Uitspraken van Spartanen, Uitspraken van Spartaanse vrouwen (deel III) en het hier genoemde werk. Ongetwijfeld is het werk van Xenofon Staatsinrichting van Sparta een belangrijke bron voor hem geweest. Zo zegt Plutarchus in nr. 7 van Oude gewoonten, dat erotische gevoelens voor jongens waren toegestaan maar dat fysiek contact uit den boze was. Xenofon (II,13) zegt hierover het volgende: 'Lykourgos waardeerde het, als iemand die zelf fatsoenlijkwas uit bewondering voor het karakter van een jongen probeerde hem tot een volmaakte vriend te maken en bij hem te zijn, en hij beschouwde dat als de mooiste vorm van onderwijs. Omdat hij het echter een grote schande vond, als iemand zich openlijk aan het lichaam van een jongen zou verlustigen, bepaalde hij, dat in Sparta de minnaars in sexueel opzicht evenveel afstand moesten houden van hun geliefden als vaders van hun kinderen en broers van broers of zussen.'
In de 17e uitspraak van Lykourgos (Uitspraken van Spartanen) wordt de vraag gesteld, waarom de man zijn bruid omzichtig en stiekem moest benaderen. Lykourgos antwoordt met de begrippen: seksueel fris, fysiek krachtig en een gezond nageslacht. Xenofon zegt hierover: (I,15)
'Omdat hij zag dat wanneer de vrouw bij de man was ingetrokken zij de eerste tijd meestal ongelooflijk lang bij hun vrouwen vertoefden, heeft hij zich ook daartegen verzet en het gebruik ingesteld dat de man zich moest generen, als men hem naar binnen én als men hem naar buiten zag komen. Als zij op die manier met elkaar omgingen was het onvermijdelijk dat zij heviger naar elkaar verlangden en hun nakomelingen op die manier krachtiger werden dan wanneer zij al op elkaar waren uitgekeken'.
Hoewel Plutarchus Xenofon zeer goed bestudeerd zal hebben, zoals uit deze twee voorbeelden blijkt, heeft hij uit andere bronnen zoveel gegevens geput dat zijn werk een belangrijke uitbreiding van onze kennis van de Spartanen betekent.
Uitspraken van Spartanen
Deze uitsprakenbundel is eveneens van groot belang voor ons inzicht in de maatschappelijke verhoudingen in Sparta. Opmerkelijk is dat sommige uitspraken in een half Dorische, half Aiolische dialectvorm zijn geschreven, waarmee Plutarchus in het voetspoor treedt van Aristofanes, die in zijn Lysistrata de Spartanen ook zo'n taaltje laat spreken. Een volmaakt Dorisch zou voor het publiek van Aristofanes en voor de lezer van Plutarchus niet te begrijpen zijn, zodat beiden zich van deze mengvorm bedienen. Zowel in mijn vertaling van de Lysistrata als hier heb ik gebruik gemaakt van een quasi-Fries, dat naar ik hoop voor niet Friezen nog te volgen valt. De bundel is door Plutarchus of door latere uitgevers in alfabetische volgorde opgesteld.
Achtergronden van Griekse gebruiken
Hartman betwijfelt de echtheid van dit werk op grond van het feit dat hij er geen 'zedelijke strekking' in kan ontdekken (pg. 34). In een artikel in Mnemosyne (XLI, p. 216) geeft hij echter zelf al aan dat nr. 54 een duidelijk morele boodschap heeft: vereer de goden, want de godin heeft ook in dit verhaal van Dexikreon met hem vele mensen het leven gered! Als dit het enige criterium zou zijn om echt van onecht te onderscheiden, kunnen wij nog wel meer morele lessen in het werk vinden. In nr. 59 wordt bijvoorbeeld gesproken over de "Wagenrollers", afstammelingen van die herrieschoppers die de caravans van de Peloponnesiërs in het meer bij Megara hadden laten rollen. Deze lieden werden door de Amfiktyonen bestraft, een college bestuurders met wie Plutarchus ook nauwe banden had. De late bestraffing van de daders sluit naadloos aan bij verhalen uit Seksueel geweld (deel III) en De trage straffen van de goden (deel V: Griekse en Egyptische godsdienst). Mijn conclusie is dat er geen reden is om aan de echtheid van dit werk te twijfelen. Het is een verzameling achtergrondverhalen bij merkwaardige lokale praktijken, religieuze kwesties, vreemde termen en staatsinstellingen. Veel kwesties spelen ook in of in de buurt van Boiotië, waar Plutarchus woonde. Wellicht hebben we ook hier te doen met een bundel ruw bewerkte, nog niet voor publicatie geschikte aantekeningen
Uitspraken van koningen en legerleiders
Deze verzameling uitspraken is zeker wel voor publicatie bedoeld geweest. De inleiding, gericht aan keizer Trajanus, is typisch Plutarchus, gelardeerd als die is met citaten en voorbeelden. Wie de inleiding bij Kwaliteiten van vrouwen (deel III), gericht aan zijn vriendin Klea, leest of die van het Leven van Alexander de Grote, zal ontdekken, dat Plutarchus grote waarde hecht aan uitspraken van mensen, omdat hun karakter daarin het zuiverst tot uitdrukking komt. Veel hier genoemde citaten komen in licht gewijzigde vorm ook elders in Plutarchus' werken voor, zodat aan de authenticiteit niet getwijfeld kan worden. De opbouw van de verzameling is ruwweg chronologisch. Plutarchus behandelt eerst een aantal Perzen, Thraciërs en Skythen, schuift dan verder naar het westen richting Sicilië om vandaar naar Macedonië en de Diadochenrijken te gaan. Ten slotte bespreekt hij de meer verwante koningen en leiders, namelijk die uit Athene en Sparta. Wanneer we het aantal vermeldenswaardige Spartanen in Uitspraken van Spartanen optellen en dat aantal (70) vergelijken met het aantal in dit werk opgenomen personen (20) dan blijkt Plutarchus zijn in zijn inleiding geuite bedoeling waar te maken: Trajanus' tijd op een efficiënte manier te gebruiken, door in een kort bestek een overzicht te geven van de vele mannen die de moeite van het vermelden waard zijn geweest.
Achtergronden van Romeinse gebruiken
Deze verzameling van 113 Romeinse gebruiken biedt een schat aan informatie over de Romeinse godsdiensthistorie, staatsinstellingen, feesten en termen, die vaak in geen ander boek te vinden is. Dit alles is het resultaat van Plutarchus' speurwerk in bronnen en eigen speculaties. Naast de Romeinse bronnen als Livius, Varro, Flaccus, Cato, Labeo en vele andere beschikte Plutarchus ook over voor hem gemakkelijker leesbare, Griekse teksten, onder andere het werk van Dionysios van Halikarnassos (1e eeuw v. C.) die Latijn kende en in zijn werken Geschiedenis van Rome en Romeinse antiquiteiten gebruik maakte van veel oude Latijnse bronnen. Verder noemt hij Juba vaak, de koning van Mauretanië, die getrouwd was met een dochter van Antonius en lange tijd in Italië had doorgebracht. Deze schreef een Grieks werk over etymologie, waarin de gedachte overheerste dat het Latijn grotendeels van het Grieks afstamde. Kennelijk doorzag men de stamverwantschap van beide talen wel, maar wist men nog geen link te leggen naar een Indo-Europese taalfamilie. Zo probeert Plutarchus herhaaldelijk Latijnse en Griekse elementen met elkaar te verbinden, hetgeen vaak tot potsierlijke etymologieën leidt. J.H.Rose geeft in zijn boek The Roman Questions of Plutarch een aantal redenen, waarom sommige verklaringen van oude Romeinse gebruiken ons wat vreemd voorkomen. Plutarchus kon niet anders dan werken vanuit de religieuze tradities en traditionele interpretatiemethoden. Zo heerst algemeen de gedachte dat andere volkeren eigenlijk dezelfde goden vereren als de Grieken, maar onder andere namen. Sinds de Stoa is de allegorische verklaringsmethode algemeen bekend geworden en ziet men in mythen meestal een aitiologische verklaring. Dit alles leidt tot een interessante mengelmoes van mythologische, historische, allegorische en comparatieve verklaringen van Romeinse gebruiken. Meestal laat Plutarchus het aan de lezer over om over de door hem geopperde mogelijkheden na te denken en de juiste uit te kiezen, zodat in dit werk ook voor het onderwijs veel stof voor discussie te vinden is.
Uitspraken van Romeinen
Deze fraaie bundel uitspraken van Romeinen is door Plutarchus chronologisch opgezet en loopt van Manius Curius Dentatus (290 v. Chr.) tot keizer Augustus. Alle beroemde Romeinen zoals Marius, Sulla, Scipio, Caesar, Cato komen aan het woord, zodat de lezer in kort bestek inzicht krijgt in de persoonlijkheden en opvattingen van alle Romeinse leidersfiguren.
Verzameling Griekse en Romeinse parallelle verhalen
Over de authenticiteit van deze bundel wordt ernstig getwijfeld. Sommigen beschouwen het werk als een parodie op de Parallelle Levens van Plutarchus, terwijl Hartman op pg. 217 van zijn Mnemosyne-artikel iedereen die zo zwak van geest is om dit werk als echt te beschouwen een draai om zijn oren geeft. Het boek begint met een verhaal over vier mannen, die slechts dit met elkaar gemeen hebben, dat ze... allemaal een of meerdere handen verloren! De schrijver gaat vervolgens verder met een serie verhalen in praktisch gelijke bewoordingen over een Griek en een Romein die min of meer hetzelfde hebben meegemaakt. Een sterk argument tegen de echtheid van het werk is het gebruik van de vreemde termen (de voornoemde i.p.v. deze), die Plutarchus verder nooit gebruikt. Ten aanzien van de andere argumenten merk ik op dat dit werk allerminst op een parodie lijkt. Het lijkt een serieus bedoelde verzameling van verhalen die overigens ook elders voorkomen. De bronnen die Plutarchus noemt en die volgens Hartman zeer obscuur en zelfs absurd zijn blijken wel degelijk te bestaan, ook al is van de meeste schrijvers nauwelijks iets bewaard gebleven. Voor Hartman is uiteindelijk doorslaggevend, dat 'de gehele aard en toon zo door en door on-Plutarcheisch is'. Ondanks Hartmans grote kennis van Plutarchus lijkt mij deze bewering wat al te subjectief. Vergelijk je deze verhalen met die van Seksueel geweld of De liefde tussen broers en zusters (deel III van deze serie) dan valt toch juist een uniforme stijl op. Plutarchus maakt bovendien in al zijn werken, zowel de Moralia als zijn Biografieën, gebruik van grote hoeveelheden anekdotes en verhalen. Ik zou niet verder willen gaan dan de mogelijkheid te accepteren dat het werk door een ander is geschreven, maar liever, met het risico door Hartman om de oren geslagen te worden, aanvaarden dat wij hier wederom te maken hebben met een ruw bewerkte, nog niet voor publicatie geschikte verzameling verhalen, te meer daar er sprake is van een grondige kennis van het Romeinse verhalengoed, waarin Plutarchus gezien de in dit deel opgenomen werken bijzonder goed thuis was.